SV | Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, wederkomende van den strijd. |
WLC | וְאֶתְמ֗וּל עַמִּי֙ לְאֹויֵ֣ב יְקֹומֵ֔ם מִמּ֣וּל שַׂלְמָ֔ה אֶ֖דֶר תַּפְשִׁט֑וּן מֵעֹבְרִ֣ים בֶּ֔טַח שׁוּבֵ֖י מִלְחָמָֽה׃ |
Trans. | wə’eṯəmûl ‘ammî lə’wōyēḇ yəqwōmēm mimmûl śaləmâ ’eḏer tafəšiṭûn mē‘ōḇərîm beṭaḥ šûḇê miləḥāmâ: |
Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, wederkomende van den strijd.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Maar gisteren stelde zich Mijn volk op, tot vijand, tegenover een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, wederkomende van den strijd.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!